Een bijzonder gesprek

Vorige week kwam ik terug van een verre vakantie. Ik zat in het vliegtuig van Sao Paulo naar Londen. Het was druk in het vliegtuig en ik zat ingeklemd tussen mijn broer, met wie ik op reis was geweest (weer een heel ander verhaal) en een vrolijke man van een jaar of 30 uit Engeland. De laatste begon meteen met een joviaal ‘Amsterdam! Oh yeah, I’ve been there!’

Ik raakte aan de praat met hem, James.  Zijn thuishaven was Porto Alegre, waar hij woonde met zijn (Braziliaanse) vrouw en dochtertje van 1. Hij was op weg naar zijn opa in Engeland, die erg ziek was geworden na de dood van zijn vrouw. Deze grootouders hadden voor hem lange tijd de rol van ‘ouder’ vervuld. Hij grapte nog dat hij al ‘ver-Braziliaanste’. Hij vond het een Braziliaanse gewoonte om meteen maar met je levensverhaal op de proppen te komen.  

Zo kwam het, dat hij na een uurtje vertelde dat er nog een reden was om terug naar Engeland te gaan. Hij wilde een ‘second opinion’. Twee weken ervoor had hij namelijk van een huisarts te horen gekregen dat hij waarschijnlijk een bipolaire stoornis had.

‘Oh’, zei ik, ‘I have that too’

Klinkt vreemd, maar deze wending was op dat moment niet eens zo raar. Het gesprek had al een draai gekregen richting wat is ‘gek’, wat is ‘normaal’, richting pillen (hij had slaappillen bij zich, die ikzelf dom genoeg in mijn grote bagage had laten zitten) en richting ‘life-events’, waarvan hij er de afgelopen jaren een stuk of wat achter de kiezen had.

De afgelopen dagen waren zijn gedachten dus ondanks al die drukte in zijn leven, minder bij opa, gezin, werk of thuisreis geweest, maar ze werden beheerst door dit oordeel van de huisarts, en door de resultaten van een internettest die zijn vrouw hem had laten maken. Die test liet zien dat hij voldeed aan allerlei manische symptomen. Ik moest beamen dat ik veel herkende uit die test… ‘Ik denk, meer dan anders, dat ik de wereld aan kan’, ‘ik heb weinig slaap nodig’, etc. Die symptomen waren er bij hem nog steeds.

Waar hebben we het niet over gehad? De schok die zo’n diagnose geeft, de twijfel aan jezelf, de symptomen waar jij en je omgeving last van hebben (en die er in mijn optiek meer toe doen dan de diagnose). Hoe graag we allebei willen dat onze kinderen hier niet onder gaan lijden. Waar komt het vandaan? Wat is er met je gebeurd? Vragen waar je niet in 1 nacht een antwoord op gaat krijgen (wat hij natuurlijk wel probeerde). Ook over medicijnen. Hij had lithium gekregen, maar wilde alweer stoppen, om te zien of hij weer rustiger zou worden door meer te sporten. Ik denk dat ik hem ervan overtuigd heb om een stopdatum in de (nabije) toekomst vast te stellen, in plaats van nu meteen… Hij gaat de documentaires van Stephen Fry bekijken. We hebben het er ook over gehad hoe belangrijk het is om (bij) jezelf te blijven in dit hele proces. Je bent vooral gewoon een leuke, ondernemende vent met Britse humor, James. Een vader, een echtgenoot, een vriend.

Gelukkig sliep hij tijdens de vlucht nog een aantal uur met behulp van de slaapmedicatie, iets wat mij helaas niet gelukt is.

Ik: ‘It’s good to be honest with yourself, but be compassionate, too… ‘

J: ‘Thank you. This conversation with you is already worth the price of the airline ticket’

Voor mij ook, James, een heel waardevol gesprek. Je komt er wel. Ik hoop zo dat alles goed uitpakt voor je.   

en un momento dado

 

Zojuist lees ik dat vandaag Johan Cruijff op 68-jarige leeftijd overleden is, de beste voetballer van de wereld in Nederlandse ogen. Toevallig (ik geloof er in) had ik net onderstaande blog geschreven, met een beroemde uitspraak van hem als titel. Cruijff was natuurlijk niet alleen beroemd door zijn voetbalkwaliteiten, maar ook door de eigen taal die hij heeft ontwikkeld, het Cruijffiaans. De Nederlandse uitdrukking ‘Op een gegeven moment’ heeft hij letterlijk in het Spaans vertaald en het schijnt dat het gezegde inmiddels op de Nederlandse manier in Spanje gebruikt wordt. ‘Op een gegeven moment’ moet iedereen er natuurlijk een punt achter zetten, maar ik ben wel geschokt, dat dat moment voor Johan Cruijff vandaag is aangebroken. Voor hem was ‘un momento dado’ dat zijn sterven aankondigde, waarschijnlijk al een tijdje terug. Voor zijn naasten is het nu ook nog enorm verdrietig. Sterkte aan hen.

Bij de schok van ‘un momento dado’ dacht ik zelf aan het moment waarop je te horen krijgt dat je een psychiatrische aandoening hebt. Sorry voor het vreemde bruggetje naar het onderwerp van mijn blog, maar wie weet dat nog, ‘en un momento dado’ op zijn Cruyffiaans, het moment waarop je je stempel opgeplakt kreeg? O nee, ik bedoel natuurlijk je diagnose. Of hoe je het maar wilt noemen, dan. Ik weet dat moment nog goed, het valt voor mij te karakteriseren als een ‘life-event’.

Het gebeurde nogal plotsklaps. Ik kon amper bijkomen van die eerste diagnose (depressie), want een week erna werd ik gedwongen opgenomen, in psychotische toestand ten gevolge van een manie. De gebeurtenissen die daarop volgden (opname, separatie) waren voor mij heftig, maar dat gold ook voor de uiteindelijke diagnose een week later: bipolaire stoornis, een EPA (ernstige psychiatrische aandoening). Je schrikt je lam. De psychiater liet me het beslismodel zien, een paar simpele kaders, lijntjes en woorden, waarmee die verschrikkelijke term EPA ineens over mij ging.

De schok van zo’n psychiatrisch stempel had voor mij ook te maken heeft met de (soms onbewuste) gedachte: “nou ben ik er nog erger aan toe dan ik dacht” of nog erger: “Ik ben echt minder waard als persoon, dan mijn naasten. Kijk maar naar dat stempel wat ik gekregen heb.”

Alle jaren daarvoor, ben je in deze maatschappij toch groot geworden met het idee dat met name vreemde, enge, vooral te mijden, mensen in de psychiatrie terecht komen. Oke, een depressie, dat kan de beste gebeuren, maar opname in een psychiatrisch ziekenhuis… In mijn ogen was dat voorbehouden aan een andere bevolkingsgroep, op zijn zachtst gezegd. Om dan een EPA in de schoenen geschoven te krijgen, was op zijn minst een …. Identiteitscrisis! Ik ben toch niet gek?

Natuurlijk was en ben ik niet gek. Die identiteitscrisis was nogal door vooroordelen ingegeven, want:

  • Waarom zou het krijgen van een stempel iets aan je karakter veranderen? Je wordt er niet minder lief, minder slim, minder aardig, minder geliefd (en als dat wel zo is, kan dat ook aan je omgeving liggen), minder mooi, minder betrouwbaar of minder empathisch van, dan je was voor het krijgen van het stempel.
  • Zelfs als de beschrijving in de DSM je vertelt dat je een aantal akelige eigenschappen bezit, zegt dat weinig over je zelf (dit besef ik nu, nu ik bijvoorbeeld een aantal zeer verschillende, maar heel sympathieke, ‘borderliners’ ken en ook een aantal bipolaire mensen die totaal niet op mij lijken)
  • Denken dat het stempel iets onaardigs zegt over “jouw eigen ikje”, doet je zelfbeeld geen goed en brengt je juist niet dichter bij jezelf (wat waarschijnlijk wel nodig is, gezien je psychische toestand)

De DSM-diagnose kan misschien iets zeggen over mijn klachten en over het verloop daarvan (ook niet altijd), maar ik leer er mezelf als persoon geen sikkepit beter mee kennen. De neiging bestaat om die kort-door-de-bocht-conclusie te trekken. Voor je het weet probeer je je hele hebben, houwen en handelen op te hangen aan je diagnose. Maar die diagnose is in eerste instantie vooral voor de psychiater, om te weten hoe die  je behandeling moet declareren bij de zorgverzekeraar. Snel daarna zal ook je arts je als persoon moeten leren kennen, en niet als patiënt-met-een-stempel, voor een succesvolle behandeling. En een belangrijk onderdeel van ‘succesvol’ is daarbij dat je je eigen ikje weer terug weet te vinden, wat soms nog moeilijker is dan de klachten aanpakken die je hebt volgens de DSM.

Ps: voor mijn lotgenoten: ik zie jullie en mezelf nu niet meer als een ‘andere bevolkingsgroep’. We hebben hoogstens wat andere ervaringen dan de rest van de wereld. De streep tussen ‘psychiatrisch’ en ‘normaal’ is uiteindelijk een artefact, een waan. We kunnen er over heen stappen (beide kanten op) en dat geldt voor iedereen.